Lisa Desaever

HET HUIS: de primaire wereld.

Wat is het huis? Welke ruimte stelt dit voor en wat gebeurt er?
Het huis bestaat uit een omhulsel en een interieur. Het omhulsel is opgebouwd uit geometrische vormen en volumes die contacten leggen tussen de omgeving rondom het omhulsel en het interieur. Het interieur is uit meer opgebouwd dan geometrische vormen en volumes. Het interieur is gemaakt uit verschillende sferen die gecreëerd worden door gebeurtenissen en handelingen. Deze gebeurtenissen en handelingen kennen hun oorsprong bij de mens. De ruimte tussen de muren en de meubels wordt ingenomen door gedachten en verbeelding. Het interieur is dus opgebouwd uit verschillende lagen van betekenissen. De dingen worden tekens, verwijzingen naar waar deze mens zich mee bezighoudt. Het interieur wordt een spiegel, drager van sporen en beteknissen van zowel individueel-emotionele als sociaal-culturele aard. Het huis vormt dus een heel specifieke en persoonlijke wereld, maar tegelijkertijd is het een samenvatting van de maatschappij en wat er leeft in de wereld. Het huis staat daarom in relatie met de ontwikkeling van de identiteit van het kind. Identiteit en het huis zijn dus onrechtstreeks met elkaar vergroeid.

Het huis is opgebouwd uit verschillende ervaringen, enerzijds huiselijke en anderzijds angstige ervaringen. Deze hebben invloed op de identiteit van het kind. Het kind gaat hier op een persoonlijke manier mee om. Verbeelding is hierbij een essentieel element. Verbeelding biedt een zekere vorm van privacy. Ook het kind is hiernaar opzoek.

HUISELIJKHEID VS ANGST.

Ik werk rond de reconstructie van het huis waar ik 12 jaar geleden woonde. Ik heb gekozen voor deze plek omdat ik er 2 contrasterende herinneringen aan heb. Enerzijds was het voor mij een plaats waar ik me veilig voelde, het was mijn thuis. Anderzijds heb ik er grote angstgevoelens beleeft. Mijn onderzoeksvraag draait dus rond: ‘Hoe deze ervaringen effect hebben op de vorming van de identiteit van het kind? En welke rol vervult de maatschappij hierin?’.

Mijn zoektocht naar huiselijkheid resulteerde in het ontstaan van een subhuis. Het subhuis ontstaat in archetypes die gekocht worden in de maatschappij. Het kind gebruikt deze archetypes om huiselijkheid te verwerken. Dit gebeurd via een projectie van huiselijke taferelen op dit archetype. De archetypes die mijn gezin heeft gekocht zijn een tuinhuis, een boomhut, een pergola, een kast en een poppenhuis. Deze elementen/tools worden aangekocht omdat er via de maatschappij een nood hieraan ontstaat in het gezin. Ondanks dit element/tool gebruiksklaar wordt gekocht ontbreken er voor het kind enkele elementen zodat deze projectie compleet is. Het kind voegt deze elementen aan het archetype toe en creërt op deze manier een eigen imaginaire wereld, wat het subhuis is.

Subhuis = Basic need for shelter, for a specific action and imagination.

Mijn angstige ervaringen in het huis ontstonden in de secundaire wereld van het kind: de school (primaire wereld: het huis). Ik nam deze ervaringen mee naar huis en projecteerde deze op mijn huis. Mijn angsten ontstonden dus niet door de ruimte maar ze hadden wel een ruimtelijke impact.

Ik bedacht allerlei regels die via mijn verbeelding werkelijkheid werden en paste deze toe op het interieur van mijn huis. Ik kon deze regels opdelen in 5 categorieën: pleinvrees in het interieur, menselijke houvast, schuiloord, veilige perimeter en vluchten naar schuiloord.

Tijdens mijn onderzoek, het definiëren van het subhuis en het ordenen van mijn angstige regels ontdekte ik dat ik als kind enorm veel belang hechtte aan grenzen/contouren. Dit is een derde luik in mijn reconstructie. Contouren speelden zowel in het ontstaan van het subhuis als in mijn angstige regels de hoofdrol.

HET ANGSTLOZE HUIS.

De mens leeft voortdurend in wisselwerking met z’n interieur. Het interieur heeft dus een grote invloed op de gebeurtenissen die plaatsvinden in het omhulsel en deze gebeurtenissen hebben op hun beurt opnieuw een invloed op de handelingen en elementen. Het interieur is dus bepalend in het ontstaan van gevoelens, gedachten en verbeelding.

De mens leeft niet enkel in wisselwerking met het interieur maar ook met de medebewoners van het huis. Het interieur speelt hier opnieuw een determinerende rol. Ook voor mij speelde mijn gezin
een belangrijke rol in het ontstaan van huiselijkheid en angst. Het creëren van een vlottere wisselwerking in het gezin is dus essentieel.

De mogelijkheid tot het creëren van een subhuis in een archetype werd bepaald door de oningerichtheid van deze archetypes. Deze archetypes hebben een ongedefineerd interieur waardoor de verbeelding van het kind geprikkeld wordt en waardoor er voor het kind een aantal elementen ontbreken.

Wanneer het interieur van het huis minder gedefineerd is, is er meer ruimte voor verbeelding en huiselijkheid. In een ongedefineerd interieur kan er nagedacht worden over de multifunctionaliteit van ruimtes. Dit zorgt ervoor dat er meer ruimte is voor overgang. Een ongedefineerd interieur creërt dus openheid, aanvoelbare contouren en contact met de omgeving.

Ik ben gaan nadenken over alle functies die zich in het huis bevinden en ben tot de conclusie gekomen dat enkel het slapen en het zich wassen een intieme functie is. Deze ruimtes vragen dus meer gesloten en geborgenheid. Alle andere functies kunnen in een open ruimte plaatsvinden. De locatie van deze functies kunnen vrij bepaald worden door de bewoners van het huis. Ook het contact met de omgeving is belangrijk. Intieme functies mogen niet zichtbaar zijn voor de omgeving. De andere functies kunnen overvloeien in de omgeving via een specifieke cadrage en zo kan ook de omgeving deel uitmaken van het ongedefineerde interieur.


 

bronnen:

-Boek: ‘De droomduiding’ van Sigmund Freud:
‘Verdichting betekent dat in de droom 1 plaats of 1 figuur verschillende plaatsen of figuren in zich bevat, die tot één zijn samengevoegd.’
‘Verschuiving wil zeggen dat het emotionele accent elders ligt dan het verhaal suggereert: niet op het centrum van de droom, maar op een klein detail.’

-Boek: ‘ Architectuur en verbeelding’ van :
‘De architecturale vorm wordt in essentie niet bepaald door techniek, materiaal of functie, maar door verbeelding.’
‘Etymologisch liggen de woorden ‘interieur’ en ‘intimiteit’ in elkaars verlengde als respectievelijk ‘vergrotende’ en ‘overtreffende’ trap van het Latijnse ‘interus’ (=meer naar binnen gelegen). De weg van ‘interus’ naar ‘intimus’ leidt steeds meer naar binnen toe. Deze weg wordt geassocieerd met het ontsleutelen van geheimen of het vinden van schatten.’

-Theorie Christian Norberg-Schulz, boek: ‘The concept of dwelling on the way to figurative architecture.’

-Theorie Emmanuel Levinas: ‘Heidegger, Gagarin en wij.’

Plaats een reactie